Op het diepste punt van mijn reis zat ik op een steen waar ik dodelijk vermoeid tijdens mijn wandeling door de velden op was gezakt. Niets was er meer over van die reislustige vrouw die een jaar daarvoor haar huis en haard had achtergelaten om op pad te gaan naar het onbekende. Die met een paar honderd euro op zak, de hoognodige spullen en de kat in de auto was vertrokken naar het zuiden van Frankrijk om te vinden waar ze naar zocht. En op dit moment was me niet meer zo duidelijk wat ik eigenlijk zocht.
In de verte zag ik de paarden die ik op deze nieuwe plek had ontmoet. Ze waren zomaar in grote getale mijn leven binnen gewandeld als antwoord op een wens die ik als kind had om paard te mogen rijden. Bang als mijn moeder was voor paarden, was ze blij dat ik na een val niet verder vroeg. Ik was ook bang geworden.
Ik was blij dat ze in de verte stonden, want ik zou zeker opgestaan zijn en me achter het hek verscholen hebben als ze in de buurt waren gekomen. Maar zij voelden zich net zo veilig ver van mij vandaan als ik van hen. Ze leefden hier op een groot terrein midden in de natuur. Maar met veel te veel en op veel te kaal gegeten weides.
Mijn eerste kennismaking met het natuurlijk houden van paarden was me zwaar tegen gevallen. Zien dat deze dieren uitgehongerd op zoek naar voeding, hun terrein ook nog moesten delen met veel te grote kuddes ondervoede schapen en koeien, deed me pijn. Net zo pijn als mijn eigen uitputting. Als het natuurlijk paarden houden zo moest, hoefde het niet voor mij.
Ik voelde me net zo verdord na een jaar reizen als het landschap om me heen.
Het was koud, de vorst zat in de grond en rijp sierde de kalende takken. De witte gloed over het landschap had iets mysterieus en iets grimmigs tegelijk. Overal staken bruine takken grillig uit boven het wit. Ik bekeek de kudde op een afstand en zag hun ribben uitsteken in hun dikke wintervacht die er bij de meesten gehavend uitzag.
Ze duwden hun warme snuiten in de koude rijp op zoek naar gras. De wolken van hun adem stegen omhoog in de vrieskou. Ik trok de warme poncho nog dichter om mij heen, sloeg mijn armen om m'n benen en begroef mijn gezicht ertussen. Heel even sloot ik mijn ogen en voelde de kou wegtrekken. Mijn uitgeputte lichaam haalde zwaar adem alsof het elke ademtocht moest veroveren. Mijn spieren voelden aan alsof ze dagen achter elkaar getraind hadden, terwijl ik niet veel meer deed dan voor mijn lammetjes zorgen en achter mijn computer werken.
Hoe had ik het zover kunnen laten komen? Toen ik vertrok naar Frankrijk was ik vol energie en levenslust. Klaar om de wereld te veroveren. Vol vertrouwen in elke volgende stap. En elke stap was ook weer net zo mooi als de vorige. Ik danste de tango in de straten van pittoreske dorpjes, leerde nieuwe, leuke mensen kennen, verdiende mijn geld met massages en werkte in het leukste tangoparadijs van heel het zuiden. Mijn hart open en vol goede moed dat ik mijn dromen waar zou gaan maken.
Een zucht ontsnapte in wolken aan mijn lippen en loste op in de koude lucht. Toen ik opkeek was een van de paarden stil dichterbij gekomen. Mijn eerste schrik ebde weg in zijn nieuwsgierige donkere ogen. Met zijn hoofd vooruit en oren strak gespannen in mijn richting schuifelde hij dichterbij. Achter hem hief de kudde haar hoofd op en volgde ons op een afstand. Een enkeling zette de zoektocht naar gras rustig voort. Hun lichtbruine lichamen vermengden zich met het witte landschap en de dunne mist die erover heen zweefde. Hoe het gebeurde weet ik niet, maar hun stille kracht raakte mijn laatste hoop en vanuit het niets stroomde ik vol met alles. Ik voelde de warmte door de kou trekken, de zon door de vorst en mijn nietige zieke lichaam door de oneindigheid. Ineens voelde ik mij zo groot en wijds als het land om mijn heen.
Ik richtte mij op en even schrok de hengst, zijn oren plat in zijn nek. Zonder woorden reikte ik naar hem uit en vertelde hem dat ik bang was. Bang en ziek. Ik zei hem dat ik wel contact wilde maken maar niet wist hoe. Ik liet hem ook de ongekende sensatie van hoop voelen die zojuist door mij heen vloeide en wachtte...
Terwijl zijn adem om hem heen danste, hinnikte hij zacht, haast ingehouden. Het voelde als een warm welkom in zijn wereld. Mijn ademhaling werd rustiger en de spanning in mijn nek en schouders gleed van mij af terwijl ik dit imposante dier aankeek. Ik volgde zijn bewegingen en zijn lichaam waarin elke spier zichtbaar was en nam het gretig in mij op. Zijn blonde manen die tot ver langs zijn hals vielen, de dieprode gloed over zijn vacht, zijn uitstekende botten op zijn achterflank, alles leek ik te kunnen voelen. Alsof een onzichtbare wereld van vibratie was geopend en ik niet langer alleen met mijn ogen waarnam, maar met mijn hele wezen. Alsof we elkaar aftastten en voelden tot ver buiten onze fysieke grenzen. Ik voelde niet alleen hem, maar de hele kudde in zijn achterhoede, elke verschillende vibratie die ze uitstraalden en die tegelijk een geheel vormde, waar ik nu deel van uit leek te maken. Ze hadden me opgenomen in hun veld van beleven en ik mocht nu via hen kijken in een wereld die ons mensen nog vreemd is.
Niets was zweverig of spiritueel aan deze ervaring. Hun puur aardse kracht was zo diep aanwezig dat er geen twijfel mogelijk was over de herkomst ervan. Die kwam niet van ver of uit een ander leven of vanuit een of ander spiritueel iets. Hun ervaring van het leven om hen heen lag simpelweg op een ander vlak. Een andere belevingswereld. Een die zo puur en oprecht is dat ik er van schrok. Niets leek voor ze verborgen te blijven en mijn schrik sidderde door de hele kudde. Lijven waarin de spanning plots zichtbaar werd en de omgeving zich verder leek uit te spannen over de heuvels alsof ze elke ontsnappingsroute al in zich opnamen.
De verandering was zo heftig dat ik abrupt opstond om mijzelf veiliger te voelen. Nog voor ik mij had opgericht, stampte de hengst op de grond, keerde zich om op zijn achterbenen en zette in volle draf de beweging voort in de kudde die galopperend over de weide golfde tot achter de heuvels. Hun gehinnik galmde na in de mist als hoorns over zee en liet mij achter in de kou die nu gestaag langs mijn benen omhoog kroop.
Ik rilde. De schrik maakte plaats voor ontzag. En dankbaarheid. De uitreiking van deze hengst had mij diep geraakt en voor altijd iets veranderd bij me. Ik had voor een klein moment mee mogen voelen in hun wereld, in hun beleving van de wereld.
Ik zette mijzelf met tegenzin in beweging. Mijn ledematen stijf en onwillig van kou en uitputting. Langzaam liep ik terug over de heuvels terwijl ik het landschap in mij voelde uitdijen. Ik versmolt met de berijpte grasvlakte, de donkere bomen die klaar waren voor de wintertijd, met de nog groene struiken met glinsterende ijskristallen op hun blad. Ik leek te verzinken in de grond die zacht onder mijn onzekere tred kraakte en mij droeg.
Ik wist niet dat ik zo ziek was dat het leven letterlijk uit mij stroomde, dat mijn ijzergehalte zo laag was dat ik eigenlijk aan een infuus in het ziekenhuis had moeten liggen. Ik kwam adem tekort om goed te kunnen lopen en mijn werk te doen. Mijn lichaam kwam inmiddels alles tekort om nog goed te kunnen functioneren en te leven. Maar wat ik in deze korte momenten van de paarden had gekregen, verbond mij met een wereld van leven die ik tot nu niet had herkend. Verbond mij met een levenskracht die ik nog niet kende. En het was niet alleen hun wereld, het was ook de mijne.
Ik voelde voor het eerst, dieper en eerlijker dan ik ooit tijdens meditaties had gevoeld, mijn verbinding met de uitgestrektheid van dit bestaan. Mijn onlosmakelijke verbinding met het leven en alles wat het voortbrengt. Ik voelde geen verschil. Ik voelde het ver buiten mij, maar ook diep in mij. Ik voelde hoe zelfs mijn zieke lichaam er niet toe deed. Ik had er geen mening meer over. Ik wist ineens zo zeker dat zelfs ziekte en dood er niet toe doen. Dat alles wat werkelijk is, vol is van leven en beweging, vernieuwing en ervaring. Op dat moment had ik dood kunnen gaan zonder enige angst.
Maar zover was het nog niet. Ik had nog een lange weg te gaan. Maar de eerste stap was gezet. De eerste stap in een ervaringswereld die deze paarden voor me geopend hadden. En wat ik nog niet wist, is dat zij vanaf dat moment niet meer uit mijn leven zouden verdwijnen.